De polder barst van de kansen voor een mooie carrière. De kunst is om dat nog veel beter zichtbaar te maken. Bedrijven en onderwijsinstellingen zouden daarbij de handen ineen moeten slaan, zegt de Rotterdamse wethouder Richard Moti. Hij legt uit hoe de overheid hierbij een faciliterende rol speelt.

HOE IS HET GESTELD MET DE WERKGELEGENHEID IN DE SPAANSE POLDER?
‘De coronacrisis heeft een forse impact op de werkgelegenheid in de hele Rotterdamse regio. We zien het aantal mensen in de bijstand dan ook oplopen. In de Spaanse Polder zit veel werkgelegenheid in de logistiek, de maakindustrie en in de foodsector. Ook in die sectoren is de werkgelegenheid afgenomen. Dat komt omdat zij onder meer toeleveranciers zijn voor de horeca, die het zwaar te verduren heeft.’

ZIET U EEN KLOOF TUSSEN VRAAG EN AANBOD OP DE ARBEIDSMARKT IN DE SPAANSE POLDER?
‘Vóór corona was de arbeidsmarkt heel krap. Werkzoekenden hadden het voor het uitkiezen en de Spaanse Polder kwam daarbij niet automatisch als beste uit de bus. Dat heeft te maken met bereikbaarheid, maar óók met het imago van de sectoren die in de polder vertegenwoordigd zijn. Bouw, infra, techniek… Jongeren hebben daar soms een negatief beeld bij. Onterecht overigens; ze hebben vaak geen idee wat bijvoorbeeld een monteur tegenwoordig doet en hoeveel hij of zij verdient. Inmiddels is de werkgelegenheid teruggelopen, maar net als voor corona is er nog altijd een tekort aan gekwalificeerde mensen voor de bouw, de techniek en de ict. In die zin is er sprake van een kloof.’

HEEFT DIE KLOOF IETS TE MAKEN MET DE AANSLUITING TUSSEN OPLEIDINGEN EN WAT ER OP DE WERKVLOER NODIG IS?
‘Het probleem begint eigenlijk al eerder. In ons onderwijssysteem moeten kinderen op hun 13de of 14de schoolkeuzes maken die bepalend zijn voor hun carrière. Het is lastig om zo jong al te kiezen voor je toekomst. Vraag je jongeren op het vmbo welke richting ze op willen dan is dat meestal niet de techniek. Ze kiezen liever voor een kantoorbaan of iets administratiefs. Beroepen waarin je je handen gebruikt, worden in onze maatschappij helaas laag gewaardeerd. In het verlengde daarvan kampen bijvoorbeeld ook techniekopleidingen met een imagoprobleem. Terwijl de techniek juist een innovatieve en kansrijke sector is.’

WAT ZOU ER MOETEN GEBEUREN OM DAT IMAGOPROBLEEM AAN TE PAKKEN?
‘Bedrijven zouden vaker en liefst in een vroeg stadium zichtbaar moeten zijn binnen het onderwijs. Loopbaanoriëntatie begint al op de basisschool, dus daar moet je als sector al laten zien wat voor moois er gebeurt. Welke kansen er liggen. Welke spannende ontwikkelingen er plaatsvinden. Zo kun je vooroordelen wegnemen. Geef gastlessen of nodig leerlingen uit om een kijkje te komen nemen in het bedrijf.

Daarnaast is het van belang dat roc’s en de sectoren waarvoor zij opleiden nauw met elkaar optrekken als het gaat om het curriculum. Dat is best lastig omdat roc’s een bredere opleiding willen bieden en bedrijven vaak specifieke behoeften hebben. Denk aan de opleiding tot automonteur. Ga je bij een Mercedesgarage aan de slag dan vereist Mercedes bepaalde certificaten. Je moet dus afspreken wat studenten aan basisvaardigheden en -kennis meekrijgen in de opleiding en wat ze in de praktijk leren.’ 

HOE ZIET U DE ROL VAN DE GEMEENTE HIERBIJ?
‘Wij faciliteren de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs waar mogelijk. Bijvoorbeeld met subsidies vanuit JINC Rotterdam Rijnmond. JINC heeft als doel jongeren actief in contact te brengen met het bedrijfsleven zodat zij zicht krijgen op de diversiteit aan beroepen en carrièrekansen. Of via Meester Rembrandt, een platform met leermeesters en organisaties die kosteloos hun kennis, kunde en netwerk willen delen op scholen in de regio. Waar onderwijs en bedrijfsleven elkaar ontmoeten ontstaan vaak mooie vervolgprojecten zoals bedrijfsbezoeken, stagekansen of bijles aan leerlingen die dat nodig hebben.’

EEN ANDER PROBLEEM IS HET GROTE TEKORT AAN STAGEPLAATSEN VOOR MBO-STUDENTEN. HOE ZIET U DE ROL VAN DE GEMEENTE BIJ HET OPLOSSEN VAN DIT PROBLEEM?
‘Het aanbod van stageplaatsen blijkt in coronatijd inderdaad een bottleneck te zijn. In de regio Rijnmond gaat het om 4.000 studenten die dringend op zoek zijn naar een stage. Ook dit is iets waar het bedrijfsleven en de opleidingen samen de schouders onder moeten zetten. Vanuit de gemeente stimuleren en ondersteunen we dat. In januari zijn we samen met het regionale beroepsonderwijs en werkgeversorganisaties de campagne Stage010 gestart. We roepen erkende leerbedrijven op om hun beschikbaarheid te verruimen. Via de campagnewebsite stage010.nl vinden bedrijven informatie over de mogelijkheden en voorwaarden om stageplekken aan te bieden. Als gemeente én grote werkgever geven we zelf het goede voorbeeld. We gaan het aantal stage plaatsen verdubbelen van 600 naar bijna 1.200.’

ONDERWIJSINSTELLINGEN ZIEN IN DE SPAANSE POLDER VEEL POTENTIE ALS HET GAAT OM STAGEPLEKKEN. PROBLEEM IS ECHTER DAT HET GEBIED SLECHT BEREIKBAAR IS, GEEN FANCY UITSTRALING HEEFT EN NIET VEILIG VOELT.
‘Die slechte bereikbaarheid herken ik. Twintig jaar geleden, tijdens mijn studie, had ik een bijbaantje bij een broodbakkersbedrijf in de polder. Het was een uitdaging om op tijd te komen. Je was óf te laat, óf je moest drie kwartier wachten voordat je ploegendienst begon. Dat probleem speelt nog steeds, maar een metrolijn of snelle tramverbinding gaat dat niet direct oplossen. Dat duurt jaren en dan nog ontsluit je met één lijn niet het hele gebied. Bedrijven zouden hier meer zelf kunnen doen. Op de Maasvlakte gebeurt dat al. Daar hebben bedrijven een pendeldienst opgezet vanaf Zuidplein en Spijkenisse. Dus ondernemers: sla de handen ineen en organiseer een busje vanaf het Marconiplein en station Schiedam. 

Maar ik zie ook dat er de afgelopen tien jaar veel verbeterd is dankzij langlopende revitaliseringsprogramma’s waarin gemeente en ondernemers samen optrekken. De Gebiedsvisie Spaanse Polder 2035 en de komst van een Bedrijvenraad kunnen een extra impuls geven aan de positieve ontwikkelingen en de samenwerking tussen bedrijven en roc’s.’ 

DESONDANKS BLIJFT HET LASTID OM DE POTENTIE IN DE POLDER ALS HET GAAT OM OPLEIDEN EN WERKGELEGENHEID OPTIMAAL TE BENUTTEN. GEBEURT ER WEL GENOEG?
‘Er gebeurt heel veel. Zo heeft de gemeente Rotterdam samen met onderwijsinstellingen en bedrijven Leerwerkakkoorden afgesloten voor “kraptesectoren” zoals bijvoorbeeld de zorg, de techniek en de logistiek. Doel is dat meer mensen aan de slag kunnen in die sectoren. Voor corona hadden we 70.000 vacatures in Rotterdam Rijnmond, maar ook 35.000 mensen in de bijstand. En de verwachting is dat de werkgelegenheid in de regio Rijnmond de komende jaren weer verder toeneemt. 

In die Leerwerkakkoorden is afgesproken dat jongeren zoveel mogelijk met zowel een diploma als een baan de school verlaten. Een baangarantie is een heel aantrekkelijk perspectief om voor een bepaalde opleiding te kiezen. Bedrijven in de polder zouden vaker zo’n carrièrestartgarantie kunnen geven. 

Ook hebben we in de Leerwerkakkoorden afspraken gemaakt over om- en bijscholing “on the job”, en hoe mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen en te houden. Wat hierbij kan helpen is het Rotterdamse Scholingsfonds, bedoeld voor Rotterdammers die willen werken in sectoren waar een tekort is aan gekwalificeerde mensen. Denk aan de bouw, infra, techniek en de zorg. Mensen willen best in deze sectoren aan de slag, maar beschikken niet over de juiste diploma’s. Zij kunnen via het Leerwerkloket Rijnmond een scholingsvoucher aanvragen ter waarde van 2.500 euro. 

U NOEMT INITIATIEVEN DIE VOOR DE HELE REGIO ROTTERDAM RIJNMOND GELDEN. HOE KUNNEN BEDRIJVEN IN DE SPAANSE POLDER DAARVAN PROFITEREN?
‘Zij kunnen net als andere bedrijven in de regio gebruikmaken van alle faciliteiten. Bij team Galatee 7 zitten mensen van Werk & Inkomen en Rotterdam Inclusief. Zij proberen werkgevers en werkzoekenden bij elkaar te brengen en weten precies wat er mogelijk is. Bijvoorbeeld via het Scholingsfonds maar ook als het gaat om loonkostensubsidies en jobcoaches.’ 

Met een gezamenlijke toekomstvisie én een nieuwe zeggenschapsstructuur gaat de samenwerking tussen ondernemers in de Spaanse Polder en het Rotterdamse stadsbestuur een nieuwe fase in. Een interview met de Rotterdamse wethouder Barbara Kathmann: ‘Ondernemers willen niet afwachten wat de gemeente gaat besluiten. Ze willen aan de voorkant meepraten.’

‘Ongelofelijk belangrijk’, noemt Barbara Kathmann de Gezamenlijke Gebiedsvisie Spaanse Polder 2035. De Rotterdamse wethouder Economie, Wijken en Kleine kernen, droeg inhoudelijk bij aan de visie, schreef het voorwoord en is nauw betrokken bij de inbedding ervan in het gemeentelijk beleid. ‘De Spaanse Polder is een van de weinige locaties in Rotterdam waar nog groei mogelijk is voor de zwaardere categorie bedrijvigheid. Dan moet je je als stad afvragen: Wat willen we met dat gebied? Ook ondernemers willen weten: Waar gaat het heen? Waar staan we over tien, vijftien jaar? Deze visie is écht een gezamenlijk perspectief van overheid en ondernemers. Het is een lang proces en dat is niet voor niks. Het resultaat is een solide basis voor de toekomst.’

GROENE AMBITIE
De polder moet tot 2035 uitgroeien tot de best renderende, groenste bedrijvencampus met categorie 5 activiteiten ter wereld, staat er in de visie. Een forse ambitie. ‘Ja, een bedrijventerrein dat tot de omvangrijksten in Europa behoort, móet de lat ook hoog leggen’, vindt Kathmann. ‘Het afgelopen decennium lag de focus op schoon, heel en veilig. Nu is het tijd om door te pakken en het gebied groener, duurzamer en toekomstbestendig te maken. Die potentie is er.’ 

De wethouder ziet dat veel ondernemers hun productieprocessen verduurzamen en vaker groene keuzes maken bij renovatie en nieuwbouw. ‘Een visie helpt daarbij. Als de neuzen dezelfde kant opstaan, is het makkelijker om gezamenlijk te investeren in bijvoorbeeld duurzame energie en groene daken, of reststromen te benutten als grondstof voor nieuwe producten. Via de visie ontwikkelen we samen een afwegingskader voor nieuwe bedrijven die zich hier willen vestigen.’

LAST MILE-VERVOER
Een uitdaging bij het realiseren van de ambities in de visie is een betere ontsluiting van het gebied. De ligging van de Spaanse Polder is weliswaar gunstig voor het vestigingsklimaat van ondernemers, maar niet voor de bijna 25.000 mensen die er werken. En juist zij vormen de spil voor de verdere ontwikkeling van het bedrijvengebied. Het openbaar vervoer is absoluut niet toegerust voor de bedrijvigheid in de polder, die dag en nacht doorgaat. En fietspaden zijn onvoldoende aanwezig of niet veilig. Kathmann: ‘Vanuit de overheid zijn er plannen voor een lightrail of metrolijn die het gebied met zowel Rotterdam als Schiedam moet gaan verbinden. Maar dan heb je het echt over de lange termijn. Er moet sneller iets gebeuren. Mijn collega-wethouder Judith Bokhove is hierover in gesprek met het ondernemerscollectief. Het zou prachtig zijn om bedrijven aan te trekken die met zogeheten last mile-oplossingen komen. Bijvoorbeeld met shuttlebussen, deelfietsen of wat dan ook.’

HET VERHAAL VERTELLEN
Ook de beeldvorming over de Spaanse Polder blijft een belangrijk punt van aandacht. Alle inspanningen van de laatste jaren ten spijt, kampt het gebied nog steeds met een negatief imago. Toch gebeurt er een hoop moois in de polder en zijn er veel verborgen parels die het waard zijn te belichten. ‘Er worden geweldige producten gemaakt in de polder, er zit energie, het bruist’, aldus Kathmann. ‘En de locatie is stoer, Rotterdams. De gebiedsvisie helpt om het verhaal van de Spaanse Polder beter voor het voetlicht krijgen. Het verhaal over waar we naar toe willen, en wat daarvoor nodig is. Ondernemers en investeerders voelen dat goed aan. We merken nu al dat er veel animo is voor de polder. Het aantal braakliggende terreinen neemt af. Je hoort de heipalen. Er wordt gebouwd. De kunst is om ook potentiële werknemers meer aan te spreken. Een gerichte communicatiestrategie kan daarbij helpen. Vanuit de gemeente gaan we daar zeker mee aan de slag.’ 

GROTER PLAATJE
Het bedrijventerrein strekt zich uit over het grondgebied van Rotterdam én Schiedam. De gemeente Schiedam is echter niet betrokken bij de ontwikkeling van de visie. Is dat niet lastig? ‘Nee’, vindt Kathmann. ‘Als het gaat over de economische ontwikkeling van Rotterdam dan kijken wij altijd over de gemeentegrenzen heen. Deze visie past binnen een groter plaatje, waar ook Schiedam onderdeel van is. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft een Roadmap Next Economy (RNE) opgesteld. Een langetermijnstrategie om de transitie naar een toekomstbestendige regionale economie te ondersteunen. Zowel Schiedam als Rotterdam willen daar werk van maken en hebben gezamenlijk een Ruimtelijk Economische Visie en Agenda (REVA) opgesteld. Dát is het grotere plaatje waar de ambities uit de gebiedsvisie perfect op aansluiten: een aantrekkelijke, toegankelijke, duurzame bedrijvencampus waar mensen graag werken en zich kunnen ontwikkelen. De Spaanse Polder is een unieke plek om die next economy in de praktijk vorm te geven.’

BEDRIJVENRAAD: UNIEK EXPERIMENT
Op 4 juli 2019 opende Kathmann de eerste vergadering van de nieuw opgerichte bedrijvenraad in de Spaanse Polder. Hoe ziet de wethouder de rol van deze bedrijvenraad bij de transitie naar zo’n next economy? ‘Het gaat natuurlijk voortdurend om het samenspel tussen gemeente en ondernemers, maar de ondernemers hebben veel invloed op dat spel. Daarom is het belangrijk dat zij zich goed organiseren en als collectief naar buiten treden. 

De bedrijvenraad is een uniek experiment voor Rotterdam. Wij hebben de inspraakstructuur van gebiedscommissies en wijkraden met gekozen leden, die de inwoners van een bepaald gebied vertegenwoordigen. Maar de Spaanse Polder is een plek waar ondernemers ondernemen, ze wonen er niet. Zeggenschap over zo’n gebied is niet geregeld binnen ons democratisch bestel. Tegelijkertijd vinden de ondernemers natuurlijk wel iets van die plek, ze hebben belang bij welke kant het opgaat en willen niet afwachten wat de gemeente gaat besluiten. Ze willen aan de voorkant meepraten. De bedrijvenraad regelt de zeggenschap van ondernemers.’ 

BASIS VOOR COLLECTIEF
Net als een wijkraad kan de bedrijvenraad het gemeentebestuur adviseren over plannen en ontwikkelingen in het gebied, en op eigen initiatief met een plan of advies komen. Zo’n advies is niet vrijblijvend. Het stadsbestuur moet daarop reageren. Toch is de bedrijvenraad meer dan een inspraakorgaan, vindt Kathmann. Het geeft ondernemers en vastgoedeigenaren in de Spaanse Polder ook de mogelijkheid om intern de krachten te bundelen en de collectieve belangen stevig op de agenda te zetten. ‘De verschillende ondernemersverenigingen en clubs zijn nu vertegenwoordigd in een duidelijk orgaan: de bedrijvenraad, en hebben een gezamenlijk perspectief: de gebiedsvisie. Een goede basis om als collectief op te trekken.’

TOEGENOMEN BETROKKENHEID
Kathmann ziet dat de betrokkenheid van ondernemers in de Spaanse Polder behoorlijk is toegenomen. ‘In 2016, toen we begonnen met de integrale aanpak van schoon, heel en veilig, kwamen er twintig – dertig ondernemers af op bijeenkomsten. Nu moeten we geregeld uitwijken naar grotere zalen omdat er ruim honderd mensen komen als er een ondernemersbijeenkomst is. De bedrijvenraad is een pilot maar wat mij betreft is dit de toekomstbestendige structuur waar we als stadsbestuur naar toe willen voor de samenwerking met ondernemers.’

Bas van de Griendt is een expert op het gebied van gebiedsontwikkeling en duurzaamheidsvraagstukken. Voor non•stop laat hij zijn licht schijnen over de gebiedsvisie Spaanse Polder 2035, en over de hamvraag: hoe krijg je ondernemers hierin mee? We verpakken zijn inzichten in zes inspirerende boodschappen.

Hij is wars van jargon en clichés, maar gebruikt ze niettemin veelvuldig: ‘Je ontkomt er niet aan. En clichés zijn er niet voor niets hè – er zit vaak een interessante kern van waarheid in.’ Bas van de Griendt is ruim dertig jaar actief als adviseur in de wereld van vastgoed- en gebiedsontwikkeling. Met name op het gebied van milieu- en duurzaamheidsvraagstukken. Sinds drie jaar opereert hij vanuit zijn eigen bedrijf Stratego Advies. Bij zijn werk als adviseur is zijn insteek vaak: hoe krijg je de betrokkenen mee in de ontwikkeling van een gebied? Daarbij draait het volgens Van de Griendt uiteindelijk allemaal om ‘het bieden van handelingsperspectief’. Oftewel: Hoe zorg je ervoor dat de betrokkenen zich herkennen in de visie en daarin een haakje zien om hun eigen doen en laten op aan te laten sluiten?

DUURZAAMHEID? MAAK HET CONCREET!
‘Ik lees een flinke duurzaamheidsambitie in de gebiedsvisie van de Spaanse Polder. Maar wat versta je precies onder duurzaamheid? Het is zo’n containerbegrip waar verschillende sectoren hun eigen invulling aan geven: energiezuinig, klimaatneutraal, circulair, maatschappelijk verantwoord… noem maar op. De oer-definitie van ‘duurzaam’ gaat over het kunnen voorzien in de behoefte van vandaag zonder dat de behoefte van volgende generaties in gevaar komt. Hoe kunnen we duurzaam voorzien in onze behoefte aan bijvoorbeeld mobiliteit, energie, grondstoffen en arbeidskrachten? Sustainable Development Goals (SDG’s) helpen om het gesprek daarover te voeren. SDG’s zijn 17 duurzame ontwikkelingsdoelen die de Verenigde Naties in 2015 hebben vastgesteld. Ze worden wereldwijd gebruikt om duurzame ontwikkeling te stimuleren. Ook op lokaal niveau. Ze gaan niet alleen over CO2-reductie, energieneutraal bouwen en hergebruik van grondstoffen, maar ook over tal van sociaal-economische en maatschappelijke doelstellingen zoals inclusieve werkgelegenheid, veilige steden en goede vervoersmogelijkheden. SDG’s vormen een concreet raamwerk om algemene ambities te vertalen naar een concreet handelingsperspectief voor ondernemers en vastgoedeigenaren. De Spaanse Polder heeft bijvoorbeeld een grote potentie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen, of om periodieke droogte en wateroverlast in Rotterdam op te vangen.’ 

DRAAGVLAK IS NIET GENOEG, ZORG DAT ONDERNEMERS DE VISIE GAAN UITDRAGEN
‘Bij gebiedsontwikkeling gaat het om een langdurig proces waarbij allerlei partijen betrokken zijn – soms tegen wil en dank. Partijen die allemaal hun eigen belangen en perspectief hebben. Dat is in de Spaanse Polder niet anders. Niemand zal de inhoud van de visie betwisten, maar behalve dat er draagvlak is voor een visie, moet deze ook uitgedragen worden. Dat kan alleen als ondernemers de visie verinnerlijken. Daarvoor hebben ze een haakje nodig om actief hun steentje bij te dragen. Dat is wat ik perspectief van handelen noem. Een visie kan weerstand oproepen als je niet weet waar jij zelf, als ondernemer past in het plaatje.’

WIE IS BAS VAN DE GRIENDT
Bas van de Griendt (1966) werkt bijna 30 jaar op het snijvlak van enerzijds milieu en duurzaamheid en anderzijds vastgoed en gebiedsontwikkeling. Van 2005 tot 2017 was hij verantwoordelijk voor de MVO- en duurzaamheidsagenda van Bouwfonds Property Development (BPD). Drie jaar geleden startte hij zijn eigen bedrijf Stratego Advies. Van de Griendt is van huis uit fysisch geograaf en promoveerde in de planologie en de economie. Milieu en duurzaamheid zijn onderwerpen waarover hij regelmatig publiceert. Hij doceert bij verschillende beroepsopleidingen voor de vastgoedmarkt.

FYSIEKE DOELSTELLINGEN ZIJN GEEN DOEL OP ZICH
‘Ik was betrokken bij het opstellen van de duurzaamheidsvisie voor het project Merwedekanaalzone in Utrecht. Dat moet een aantrekkelijk en duurzaam gebied worden voor wonen, werken en recreatie. Er worden termen gebruikt als inspirerende openbare ruimte, creatieve bedrijvigheid, goede routes, energieneutraal en klimaatbestendig leven. Het is een integrale visie – ja, óók weer zo’n woord. Mijn punt is dat dat integrale voelbaar moet zijn. Dat heeft te maken met de samenhang van dingen. Hoe gaat de Spaanse Polder studenten en medewerkers aantrekken als het er niet veilig en aantrekkelijk is? Als het vervoer onder de maat is? Hoe kan het gebied tot leven komen wanneer de openbare ruimte geen plek biedt aan mensen om elkaar te ontmoeten? Cameratoezicht, vervoer, voorzieningen zijn geen doel op zich, maar noodzakelijke voorwaarden voor sociale doelstellingen: leefbaarheid, ontmoeting, een inspirerende werkomgeving. Sociale doelstellingen werken verbindend, ze hebben emotionele waarde, ze zijn onze drijfveren.’ 

EÉN VISIE TREKT MEER DAN TIEN PAARDEN
‘Als ik naar de visie van de Spaanse Polder kijk dan valt daar technisch-inhoudelijk niks op aan te merken. Alle huidige trends zitten erin. Maar ik vraag me wel af: hoe zijn die zes speerpunten met elkaar verbonden? Ken je de uitdrukking: één visie trekt meer dan tien paarden? Dat geldt alleen voor een visie met een duidelijke focus, en dit zijn zes losse ambities naast elkaar. Is er misschien een speerpunt dat als paraplu kan dienen voor de rest? Wil de Spaanse Polder straks vooral een dynamische banenmarkt voor de circulaire economie zijn? Een prestigieus vestigingsklimaat bieden voor internationale bedrijven, of het groenste bedrijventerrein ter wereld zijn? Het is ook van belang om daarbij naar de status quo te kijken. De bestaande gebouwen, de infrastructuur en de activiteiten in het gebied begrenzen de maakbaarheid van het gebied.’

BENUT HET VERHAAL
‘Waarom is de Van Nelle-fabriek zo’n aansprekend project? Dat zit hem, behalve in de schoonheid van het gebouw, vooral in het verhaal. Verhalen appelleren aan onze emoties – we lopen er warm voor. Zit er een verhaal in de Spaanse Polder? Tja, het is een desolaat en troosteloos gebied, waar de meeste mensen nog niet dood gevonden willen worden. Tegelijkertijd ligt er een uniek verhaal voor het oprapen. Kijk naar het vakmanschap van de maakindustrie, de Rotterdamse werkmentaliteit, de ligging aan de havenbekkens … Ook het verleden moet een plek krijgen in dat verhaal: de opgedoekte wietplantages, de criminaliteit, de louche bedrijven. Het zijn de ‘vijanden’ waarmee je af wilt rekenen. Dat rauwe verleden kan een rijke voedingsbodem worden, zoals dat vaker gebeurt in Rotterdam, op Katendrecht bijvoorbeeld, of bij het gebied rondom de Keileweg. Bovendien: een gemeenschappelijke ‘vijand’ schept een sterke onderlinge band.’

FORMEER EEN STERKE KOPGROEP
Goed, dan heb je een visie waarin alle belangrijke thema’s terugkomen en een heilig jaar: 2035 in dit geval. Als we de ambities mogen geloven is de Spaanse Polder dan de best renderende en groenste bedrijvencampus met categorie 5 activiteiten ter wereld. Prachtig – en dan? Als ik zoiets lees, dan moet ik denken aan de film Alles is Liefde. Daarin vraagt Prins Valentijn aan hoofdpersoon Carice van Houten: „Zal ik je naar huis brengen?”, waarop zij zegt: „Ik sta eigenlijk op de ware te wachten.”, waarop hij dan weer antwoordt: „Wie niet hè. De vraag is, wat doen we in de tussentijd?” Dát is de vraag: wat doen we in de tussentijd? Want het einddoel is tot op zekere hoogte een idee-fixe, een droom waarin je kunt geloven, maar hoe ga je er morgen mee aan de slag? En dan kom ik weer terug op het perspectief van handelen. De crux is: kun je deze visie omzetten in praktische tools? Dit soort trajecten valt of staat met een sterke kopgroep van daadkrachtige private partijen en vertegenwoordigers van de overheid. Een groep mensen die langdurig de schouders eronder zet, het collectieve doel voor ogen houdt en anderen meekrijgt. Hier geldt het credo: ‘verbeter de wereld, doe het samen’. De rol van de overheid is enerzijds het bewaken van de potentie van een gebied en, anderzijds, ruimte geven aan de ontwikkelkracht van ondernemers en vastgoedeigenaren.’

DOORSLAGGEVENDE STEM BIJ ONTWIKKELING INDUSTRIEGEBIED

Sinds begin dit jaar is de Bedrijvenraad Spaanse Polder in oprichting. ‘Met de Bedrijvenraad krijgen de ondernemers een doorslaggevende stem bij de ontwikkeling en de toekomst van het grootste aaneengesloten industriegebied van Europa’, zeggen Frank Kapsenberg en Mehmet Kolay, allebei lid van deze bedrijvenraad.

Frank Kapsenberg, voorzitter van de ondernemersvereniging Spaanse Polder (ovsp), schetst een korte voorgeschiedenis: ‘Een van de problemen in de Spaanse Polder was dat een structurele aanpak op het gebied van veiligheid en onderhoud aan groen en wegen heel lang ontbrak. Daar wilden we verandering in brengen. Met de ovsp hebben we al jarenlang aangedrongen op structuur.’ 

De grote ommekeer kwam in mei 2016, toen burgemeester Aboutaleb besloot een stadsmarinier voor het industriegebied aan te stellen. Een superambtenaar met vergaande bevoegdheden en een directe lijn met de burgemeester. ‘Sindsdien is er vanuit de overheid veel geïnvesteerd in de polder’, vindt Kapsenberg. ‘De gemeente stak extra energie in onderhoud van het groen, de infrastructuur en ging strenger handhaven. De stadsmarinier betrok met een aantal collega’s een pand in het gebied – op de Galateestraat 7. Met dit Team Galatee 7 was de gemeente weer zichtbaar in Spaanse Polder. Er volgde een groot aantal integrale controles bij bedrijven, die politie, douane, milieudienst en het openbaar ministerie gezamenlijk uitvoerden. Ondernemers die ondermijnende activiteiten ontplooiden, kozen veelal eieren voor hun geld en verdwenen.’

NIEUWE STAP
‘Nu de basis steeds beter op orde komt, staan we aan de vooravond van een nieuw tijdperk’, vult Mehmet Kolay aan. ‘Er ligt nu een gezamenlijke gebiedsvisie Spaanse Polder 2035 “De groene longen van de Rotterdamse Economie”. We willen dat de ondernemers de toekomst van het gebied gaan bepalen, door goede afspraken te maken met de gemeente. We willen niet weer overgeleverd zijn aan de grillen van de politiek.’
In 2018 verscheen al het visiedocument ‘Spelen om te winnen’, waarin de georganiseerde ondernemers in de Spaanse Polder hun gewenste koers uiteenzetten. Samenwerking met overheid en onderwijsinstellingen staan hierin centraal. ‘Daarin stelden we ook voor een betaalde kracht aan te stellen, die namens de ondernemers alle relevante overleggen bijwoont. Dat is Dennis Houkes geworden. De oprichting van de bedrijvenraad is een nieuwe stap naar een mooie toekomst voor de Polder.’

Hieronder geven Frank Kapsenberg en Mehmet Kolay om en om antwoord op een aantal brandende vragen over de Bedrijvenraad Spaanse Polder.

WAT IS HET DOEL VAN DE BEDRIJVENRAAD?
Kapsenberg: ‘Met de Bedrijvenraad willen we invloed uitoefenen op het beleid van de gemeente in ons gebied. We geven het college gevraagd en ongevraagd advies met een slagvaardig en toegewijd team van ondernemers. Daarnaast borgen we ook de uitvoering van het beleid door goede afspraken met de gemeente te maken.’

WAT IS DE POSITIE VAN DE BEDRIJVENRAAD TEN OPZICHTE VAN DE GEMEENTE?
Kolay: ‘We zijn formeel een adviesorgaan. De tijd zal uitwijzen wat onze invloed precies zal zijn. De gemeente en de ondernemers respecteren elkaar en hebben elkaar nodig. We hebben alle vertrouwen in een goede samenwerking.’ 

MAAKT DE BEDRIJVENRAAD DE BELANGENVERENIGING IN HET GEBIED OVERBODIG?
Kapsenberg: ‘Nee, zeer zeker niet. De Ondernemersvereniging Spaanse Polder (ovsp), businessclub de Spaanse Grave, het Rotterdams ondernemers belang (rob), de VanNelle businessclub, zijn er ook voor de sociale contacten. Daarnaast houdt de ovsp twee keer per jaar een schouw en lobbyt ook buiten de Polder. De ovsp heeft bovendien een app ontwikkeld waarin ondernemers met elkaar contact kunnen hebben en waarmee we snel peilingen onder ondernemers kunnen verrichten.’

HOE VERZAMELT DE BEDRIJVENRAAD DE MENINGEN VAN ONDERNEMERS DIE GEEN OVSP-LID ZIJN?
Kolay: ‘Dennis Houkes is gebiedsmanager namens de ondernemers én adviseur van de Bedrijvenraad. In die rol haalt hij informatie op en deelt die. Verder kan iedere ondernemer “inspreken” in vergaderingen van de Bedrijvenraad.’ 

HOE ZIJN DE LEDEN VAN DE BEDRIJVENRAAD GEKOZEN?
Kapsenberg: ‘We zijn aangedragen door Team
Galatee 7. Er zijn overigens nog vacatures. We streven naar een goede mix van afgevaardigden van kleine en grote ondernemingen vanuit verschillende branches.’ 

WAT HEB IK ALS ONDERNEMER AAN DE BEDRIJVENRAAD?
Kolay: ‘De bedrijvenraad streeft naar een betere polder, daar heeft iedere ondernemer iets aan. De aantrekkelijkheid van de polder brengt meerdere voordelen met zich mee, onder andere: de waarde van je vastgoed stijgt en meer mensen die in de polder willen werken. Ook scholingsmogelijkheden zijn belangrijk. Er is veel diversiteit in het gebied en er zijn veel verbindingen met scholen en andere ondernemers te leggen. Kijk, een ondernemer onderneemt. De meesten vinden het fijn dat er een kleine club ondernemers is die allerlei zaken voor hen regelt.’

WAAR PRATEN JULLIE OVER?
Kapsenberg: ‘De afgelopen keren ging het nog voornamelijk over de structuur, de statuten en andere organisatorische zaken. Maar ook over hoe we onze toekomstvisie kunnen verwezenlijken en wat ieders taak daarbij is.’

WAT DRIJFT JULLIE OM IN DE BEDRIJVENRAAD PLAATS TE NEMEN?
Kolay: ‘De autobranche is een heel belangrijke sector in de Polder. Ik vind dat die zeker vertegenwoordigd moet zijn. Verder wil ik de kloof tussen school en praktijk verkleinen.
Kapsenberg: ‘Door lid te zijn krijg je een goed inzicht in de samenhang tussen bedrijven en gemeente. Daarnaast wil ik bijdragen aan de gemeenschap; ik ben van de verbinding. Als je allemaal alleen maar voor je eigen postzegeltje wilt zorgen, komen we niet verder. Hoe beter je de polder leert kennen hoe meer je erachter komt welke fantastische bedrijven er zijn. En daar kun je je voordeel mee doen.
Kolay: ‘Tachtig procent van wat je voor je bedrijf nodig hebt, kun je hier om de hoek halen.’

WAT IS JULLIE BELANGRIJKSTE BOODSCHAP AAN ONDERNEMERS?
Kapsenberg: ‘Laat je stem horen. Nu is het moment om echt invloed uit te oefenen op wat er in ons ondernemingsgebied gaat gebeuren. Onze kracht is een brede vertegenwoordiging van ondernemers in het gebied.’ 

In de gebiedsvisie voor Spaanse Polder is branding als speerpunt benoemd. Want een sterk profiel en aantrekkelijk imago zijn nodig om het gebied tot een succes te maken. Wat Marlies Mulder betreft, directeur van DZP en deskundig in gebiedsontwikkeling en -verbetering, begint die branding met het benoemen van de huidige identiteit van het gebied. ‘Er zijn hier ontegenzeglijk echt grote pluspunten.’

Marlies Mulder is van huis uit econoom en geograaf en ontwikkelde zich tot beroeps-netwerker en -belangenbehartiger. Haar bedrijf DZP is een intermediair tussen bedrijfsleven en overheid. ‘We bedenken slimme oplossingen voor publiek-private uitdagingen en helpen opdrachtgevers deze succesvol in de praktijk te brengen’, zegt Marlies. In gebiedsontwikkeling en -verbetering voelt zij zich al jaren thuis. Jarenlang was ze secretaris van de ondernemersvereniging Noord-West, nu van ondernemersvereniging Spaanse Polder. Ze kent het gebied dus door en door en heeft in die periode flink wat zien veranderen. ‘Pas in de afgelopen jaren zijn we ons vragen gaan stellen als: waarom vestigen bedrijven zich nu eigenlijk op Spaanse Polder? Wat is nu het onderscheidende vermogen van de Polder? Dat zijn belangrijke vragen als je je als bedrijventerrein wilt branden.’

BOTTUM-UP
Marlies heeft een genuanceerde blik op de Spaanse Polder. Haar hart ligt overduidelijk in het gebied, maar ze kent ook de rotte plekken. ‘Het verhaal van Spaanse Polder – ofwel de branding – moet geen politiek correcte wensdroom worden. Daarom vind ik het goed dat de gebiedsvisie door de ondernemers zelf is ontwikkeld. Het bijpassende verhaal over identiteit en branding moet je op dezelfde manier, bottom-up, vormgeven. Als je de ondernemers serieus neemt, krijg je een authentiek verhaal en een verhaal dat lééft voor iedereen. Als het verhaal ergens op een gemeentekantoor of een reclamebureau wordt bedacht, en het past niet bij het ondernemers-dna, gaat het niet leven en wordt het niks. Maar op het moment dat je een visie hebt die vanuit de ondernemers komt, weet je zeker dat de basis wordt gedragen.’

PLUSPUNTEN
Er zijn genoeg mooie verhalen over Spaanse Polder te vertellen, vindt Marlies. ‘Er moet nog een hoop gebeuren in het gebied, dat is zeker. En de meningen over de prioriteiten daarin lopen uiteen. Maar de hoofdstructuur ziet er goed uit. Er zijn hier ontegenzeglijk echt grote pluspunten. Het is een groot gebied met milieucategorie 5+, waarin goed wordt samengewerkt tussen de ondernemers. Je vindt er grote productiebedrijven, ambachtelijke bedrijven, maar ook een accountantskantoor. Die diversiteit vind ik mooi, net als het streven van de productie- en de technologische bedrijven om eigen bedrijfsscholen op te zetten, voor de vakmensen van morgen. Er is een enorme focus op veiligheid, met stevige back-up van de burgemeester. En Rotterdam is als stad gewoon hip & happening, met een heel mooie mix van allerlei sectoren. En de problemen die er in de stad zijn? Die vind je in elke wereldstad terug.’

RAFELRANDJES
‘Die polder is gewoon een heerlijk kloppend stuk Rotterdam’, vervolgt Marlies. ‘Uit de grond gestampt met staal en beton, als Rotterdammer krijg je er een brok van in je strot als je er bent. Net als wanneer je over de Van Brienenoordbrug de stad in rijdt en de stad ziet liggen, da’s ook zo’n “wow-moment”. Er zijn rotte plekken, maar ook heel mooie stukken. Los daarvan vind ik het fijn om in een grote stad wat “rafelrandjes” te houden. Daarin ontstaan soms heel creatieve ideeën. Zoals jonge ondernemers die experimenteel met behulp van pyrolyse de olie uit autobanden terugwonnen. Als die dat niet hadden kunnen doen op een terrein waar er wel vaker rare luchtjes zijn, was dat hele procedé nooit ontdekt. Sommige dingen gebeuren in een clean laboratorium, en sommige dingen gebeuren in de Spaanse Polder. Dat is toch ook mooi?’

‘Circulaire terreinen zijn efficiënter, economischer en duurzamer’

‘Als de basis niet op orde is, kan elk plan om een bedrijventerrein te verduurzamen de prullenbak in’, vindt Dr. Cees-Jan Pen, specialist in bedrijventerreinen en lector Ondernemende Regio, Fontys Hogescholen. ‘Het verbeteren van bedrijventerreinen is een langdurig proces. Het gevaar is dat je op de troepen vooruit gaat lopen.’ 

In 1996 studeerde Pen af op zijn passie: bedrijventerreinen. Geen alledaagse passie. ‘Je mag het ook een afwijking noemen’, relativeert de lector. ‘Als economisch geograaf in hart en nieren, verdiep ik me in de ruimtelijke landing van bedrijven en hun locatiekeuzes. Bedrijventerreinen zijn dé plekken waar ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. Die terreinen ogen in de regel allerminst sexy, maar ze zijn wel cruciaal voor de lokale economie. Bovendien heerst er altijd spanning’, weet Pen. ‘Tussen ondernemers onderling, tussen overheid en ondernemers en vaak zijn er ook nog bewoners betrokken. En dat maakt het thema interessant.’

ESSENTIËLE PLEKKEN
Maar liefst dertig procent van onze economie speelt zich op dergelijke terreinen af, stelt Pen. ‘Ze bieden banen voor elke laag van de bevolking. Het zijn dus hele essentiële plekken voor een stad of regio. Toch zie je vaak dat bedrijventerreinen verwaarloosd worden, verouderd zijn en dat het beheer en onderhoud er tekortschiet. Dat is een boeiend gegeven. Eind jaren negentig verschenen er al allerlei rapporten over het verduurzamen van bedrijventerreinen. Maar daar is weinig mee gedaan. Het collectieve geheugen laat ons nog wel eens in de steek. Maar wat er in staat is nog steeds actueel.’

RONKENDE RAPPORTEN
Want de potentie van zo’n gebied wordt volgens Pen nog steeds vaak onderschat. ‘Niet alleen de werkgelegenheid die het biedt, maar er is ook een gigantisch potentieel om het klimaatakkoord te halen. Ik zien enorm veel circulaire initiatieven en energie, maar dat staat in schril contrast met de financiële en politieke aandacht om bestaande bedrijventerreinen beter te benutten. Iedereen wil een circulaire economie, maar tussen beleidsproza, ronkende rapporten en uitvoering gaapt vaak nog een kloof.’ 

KLEINTJE PILS
De eerste stap in dat proces, Pen noemt dat stap 0, is dat de basis op orde moet zijn. ‘De overheid geeft duidelijke kaders waarop ondernemers hun investeringen kunnen inrichten. Bovendien moeten ondernemers samenwerken en zorgen voor een vorm van professioneel parkmanagement, anders kan het mooie plan zo de prullenbak in. Het stimuleren van de betrokkenheid van ondernemers is een moeizaam traject dat met vallen en opstaan gaat. Daarnaast is het goed om een fonds te hebben van waaruit je gezamenlijk zaken kunt realiseren, zoals een afvalophaaldienst of beveiliging. En dan bedoel ik een substantieel fonds van een paar ton, anders blijft het bij een kleintje pils.’ 

Maar niet alleen de samenwerking tussen ondernemers onderling is cruciaal, vindt Pen. Ook de samenwerking tussen ondernemers en gemeente en bínnen de gemeente is doorslaggevend en moet volgens Pen gericht zijn op het midden- en kleinbedrijf. ‘Te vaak worden plannen en projecten over ondernemers heen gestrooid in plaats van deze met ondernemers te bedenken en te bespreken.’  

KOPLOPERS
Als de basis eenmaal staat, kun je gaan nadenken over verduurzamen van het terrein. ‘Daarbij spelen naast de hoogwaardige technische productiefaciliteiten – er moet natuurlijk geproduceerd worden – ook zachte factoren zoals quality of life, landschapswaarden en vergroening een essentiële rol. En je wilt uiteindelijk naar een circulair bedrijventerrein. Een gebied waarbij reststromen (water, warmte, materiaal) van het ene bedrijf of groep van bedrijven worden hergebruikt door andere bedrijven. Samenwerkende bedrijven kunnen goedkoper aan materiaal komen zonder nieuwe grondstoffen te verbruiken. Zij geven reststromen een nuttige bestemming terwijl ze besparen op afvalverwerking. Zo worden bedrijventerrein veel efficiënter, economischer en duurzamer. Alleen moeten die circulaire gedachten wel in het hoofd van de ondernemer en overheden gaan zitten. Daarbij lopen initiatiefnemers het gevaar dat ze op de troepen vooruit gaan lopen, waardoor het concept niet gaat landen. Een advies? Breng afvalstromen in kaart, ook ruimtelijk. En breng koplopers in beeld, zodat iedereen ziet dat er veel te winnen is.’ 

INSPIRATIE
Bedrijventerreinen zijn cruciaal voor de ruimtelijke vertaling van een steeds circulairder wordende economie, vindt Pen. ‘De ambities en visies voor de Spaanse Polder zijn hoopgevend en eigenlijk de enige weg om aan een groen herstel van ons vestigingsklimaat te werken.’
Sinds een aantal jaren is Pen juryvoorzitter bij de ABN AMRO Circular Economy Award, de prijs voor de beste circulaire werklocaties van Nederland. Afgelopen jaar is deze prijs gewonnen door Industriepark Kleefse Waard, dat duurzame en energie-gerelateerde bedrijven huisvest, faciliteert en met elkaar verbindt. De bedrijven werken samen met de overheid en het onderwijs aan de cleantech campus van de toekomst. ‘Doe inspiratie op en ga kijken hoe het daar werkt’, adviseert Pen. ‘Ga niet zelf het wiel uitvinden.’